In gesprek met Hay (Kay) Theeuwen.


Op 2 april 2025 ’s-avonds om 19.45 u sta ik bij Hay Theeuwen – conform afspraak – voor de deur. De deur gaat echter niet open, dus ik loop maar achterom. En jawel hoor, meneer is nog in de werkplaats aan de slag. Dan maar gelijk even naar alle mooie brommers kijken. Kreidler, Typhoon, Simplex en de Berini F71 super sport, de een nog mooier dan de ander. Het plaat- spuit- en chroomwerk helemaal top, zoals iedereen bij Hay verwacht. Fotootjes worden uiteraard niet vergeten en dan naar binnen voor het gesmeekte en lang (niet) verwachte interview.

Hay Theeuwen is van Wellerlooi, geboortejaar 1945, dus dit jaar nog een tachtiger. Thuis waren ze met 12 kinderen, 5 jongens en 7 meisjes. Zijn ouders hadden een tuinderij aan de Tuinstraat, de weg richting de Hamert en Arcen. Zijn broers, zoals Dré en Piet hadden wel een bromfiets, maar hadden er eigenlijk geen hobby aan. Hay was wel een liefhebber en handelde in zijn jonge jaren veel in brommers. Vaak werd er gehandeld via een handelaar in Kevelaer. Hij tipte Hay als er een inruiler binnenkwam. Hay poetste de brommer flink op, reed er in het weekend mee naar Horst en verkocht hem daar. Bij een van zijn maten achterop de brommer terug naar huis. “Daar kwamen mijn zuipcentjes vandaan”, zegt Hay.

Ger vraagt hoe het zo gekomen is dat veel mensen uit Melderslo hem aanspreken met Kay, terwijl de buiten-dorpse ons dan corrigeren en zeggen: “Ti’s Hay en niet Kay!” Hay vertelt:

“In Wellerlooi gaf Driek Hagens, eigenaar van een transportbedrijf, alle jonge knullen een roepnaam. Zo waren er Schoes, omdat die een kleinzoon van de schoenmaker was. Frits werd Fer en zo werd ik Karel of Kay. Waarom die naam, geen idee. In Wellerlooi gebruikte dan ook iedereen die roepnamen. We wisten niet beter.

Op mijn 16 e was mijn eerste brommer een Simplex. Eenzelfde heb ik uiteindelijk na lang zoeken gevonden en later helemaal gerestaureerd en die heb ik nog. De foto’s van toen en vandaag spreken voor zich. Ik heb best veel brommers gehad, zoals o.a. een NSU Quickly, Simplex, DKW Hummel Super eitankje, DKW 115 Spoetnik (Blechbanane),Typhoon en Kreidler.

Met onze bromfietsen kreeg je met uitgaan, geen meisje achterop. Met name de “Pruesen” met hun Floretts, jankten door de straten op en neer en kregen alle meisjes mee. Mijn Fie ging toch de eerste keer met me mee, achterop de Typhoon. Daarna zei ze: “Als je nog een keer met zo’n brommer komt, ga ik niet meer mee. Dat is toch geen zitten!” Daarna toch maar gauw een Florett gekocht.

Heb mijn Fie leren kennen, na een aanrijding in Horst. Ik zat bij mijn maat achterop de Florett, toen we tegen een auto botsten. We lieten ons daarna naar Cuijpers Piet (nu Tunneke) brengen. Uiteindelijk toch maar weer terug naar Horst naar zaal Gijs van Arsel (later Van Issum). Daar is het begonnen. Alhoewel Fie nog gezegd zou hebben: “Ik hoop dat ik die Loi’se niet meer tegenkom.” We hebben twee zonen, Ed (57) en Daan (52). Ed heeft twee meisjes.

Direct na onze trouwdag kocht ik een Fiatje 600, maar al gauw werd het BMW, en dat is al die jaren zo gebleven. De liefde voor de brommers is echter nooit verdwenen.

Ik ben van beroep autospuiter, voor auto’s en vrachtauto’s. Ik ben ook industriespuiter geweest, 27 jaar lang bij een bedrijf in Lomm. Het bedrijf ging failliet en ik ging met ontslag. Heb toen ¾ jaar gewerkt op de bouw van onze zoon Ed. Daarna heb ik nog 5 jaar vrachtauto’s gespoten bij de MAN-garage in Venlo. Ik ben op mijn 62 e en 3 maanden met pensioen gegaan.

Mijn vrije tijd ging vooral op aan het spuiten van oude auto’s en later ook van oude brommers. Ik kreeg veel vraag van o.a. leden van de club. Er waren tijden dat er heel veel brommers op zolder lagen te wachten op hun beurt. Telkens als ik weer een mooie afgeleverd had, haalde ik de volgende -die aan de beurt was- naar beneden. Vanaf het moment dat ik in 2002 lid werd van ’t Brummerke was het hek van de dam. Ik heb geen idee hoeveel brommers ik gespoten heb, maar 10 tot 15 per jaar zeker. Hele periodes iedere week één. Aanvankelijk deed ik het plaatwerk, zoals herstel- en schuurwerk nog zelf. Later bracht ik het spul vrijdags naar de straler, haalde het zaterdags op, om er ‘s-maandags aan te kunnen beginnen.

De Spoetnik (DKW) is mijn favoriet. Daarnaast rijdt ie ook nog fantastisch. De achterschermen van mijn Spoetnik zijn door een lid van de club gemaakt, heel knap. Heel veel werk aan gehad. Verkocht naar Tilburg. Staat in showroom. Ik heb kort geleden nog 3 Spoetniks voor iemand spuitklaar gemaakt. Lakspuiten doe ik niet meer. Ik verwijs iedereen naar een andere spuiter. Nu ben ik bezig aan een Ford Capri. Nog met “1000” schuren en dan kan ie naar de spuiter.

De Batavus Whipet – de eerdere versie – is ook bijzonder, die oogt gelijk als de Royal Nord. Ik heb ooit zo’n Royal Nord hier gehad. Die was er ontzettend slecht aan toe. De tank was van binnen gecoat en dat liet los. Niet eruit te krijgen. Tank middendoor gezaagd en later weer in elkaar gelast. Daar heb ik zeker 80 uur aan gewerkt.

De weg naar het eindresultaat kan me flink bezig houden. Als het dan af is, kan ik er met plezier naar kijken. Van niets, iets lelijks of versleten, iets moois maken, dat is voor mij heerlijk om te doen.

’t Brummerke is een fijne club brommer-enthousiasten, die lol hebben aan hun gezamenlijke hobby. Ik heb nooit veel meegereden. De lange ritten zijn voor mij te zwaar. Er zijn activiteiten genoeg, de kosten zijn verwaarloosbaar. Als ik er bij ben is het altijd plezierig en prachtig om elkaar de bijzonderheden van de hobby en/of over het opknapwerk te vertellen. En weet, ik ben gauw tevreden.”


Tekst: Ger Wijnen